De vader van Wim Jansen overleed op 25 januari 2022. Een van de beste voetballers die Nederland ooit had. Landskampioenschappen, Europacups, Wereldcup, twee WK-finales. Wim Jansen senior voetbalde in de geest van de relativiteitstheorie van Einstein: tijd is een ruimte waarin je je kunt verplaatsen. Dat is precies wat hij deed. Ook toen hij, met de laatste restjes van zijn meesterbrein, Alzheimer te snel af moest zijn.
Wim Jansen junior vertelt nu het verhaal over de laatste levensfase van zijn vader.
Omdat we er allemaal van kunnen leren…
‘Mijn ouders zijn 55 jaar samen geweest. Haar leven in het teken van dat van hem. Niet dat ze zich altijd schikte, zeker niet, maar als hij trainer werd in Japan, ging ze mee. En ze smeerde zijn boterhammen. Dus als ze er nu eentje voor zichzelf smeert… Snap je?’
‘Ik probeer in dat verdriet natuurlijk nog iets positiefs te vinden. Mijn moeder was in de laatste jaren nauwelijks meer in het buitenland geweest. Ze was bij mijn vader. Nu was ze bijvoorbeeld mee naar Celtic-Feyenoord. Drie geweldige dagen. Niet alleen de ontvangst door Celtic, maar ook in de groep mensen met wie we daar waren. Toen zei ze op de terugweg: “Als we een beetje gunstig loten, ga ik graag weer mee. Dat vind ik dan zó mooi…’
‘Mijn vader was een eigenwijze man. Johan Cruyff had de naam dat hij altijd alles beter wist, maar mijn vader heeft in Canada, op een plek waar hij nog nooit was geweest, ook wel eens een kapitein uitgelegd dat hij beter naar links had kunnen varen om walvissen te spotten in plaats van naar rechts. Terwijl die man dat daar al 25 jaar zo deed, hahaha. Schitterend!’
‘Mensen hebben meestal best goed in de gaten als er iets in hun lichaam niet in orde is. Dat had m’n vader ook. Die kon dan gewoon zeggen: “Maar ik heb natuurlijk die dementie.” Terwijl een geriatrisch arts net nog min of meer het tegendeel had bewezen. Maar hij hield het stug vol. En toen er máánden later Alzheimer werd geconstateerd, had hij iets van ja, dat zei ik toch…’
‘Maar hij zei ook: “Ik ben Wim Jansen niet meer.” Dat heeft hij vaak herhaald. “Het zit niet goed in die knikker van me!” Dat besefte hij heel goed. Ja, dat was confronterend. En hij werd er bang van. Zo van: ik sta nu hier, maar ik weet waar ik naar op weg ben en straks weet ik niet meer hoe m’n kinderen heten.’ Daar kon hij niet mee dealen…’
‘Die angst breidde zich uit naar dagelijkse dingen. Hoe moet het nou als de dokter niet kan parkeren als ze visite komt rijden? Valt ons balkon naar beneden als de glazenwasser erop stapt? Die dingen… Ik vertel het nu in tien seconden, maar dat waren processen van maanden. Wat we ook deden, dat soort dingen konden we niet meer uit z’n hoofd praten.’
‘Dat werkte zelfs in het voetbal door. Kökcü ging een penalty nemen bij NEC-Feyenoord. We hebben er samen duizenden gezien. Maar ik zag ‘m voor het eerst in m’n leven met z’n rug naar de TV gaan zitten. Hij zou ‘m toch niet maken… En toen hij ‘m wél maakte, was dat nog steeds geen opluchting… Dat vond ik zó zielig…’
‘Ja, dat klopt, hij heeft zijn leven lang juist oplossingen gevonden. Maar toch ook altijd wel die beer op de weg gezien. In de trant van als dat maar goed gaat. Altijd bezig met scenario’s. Dus zo bijzonder klonk die angst in het begin niet. En als je doorkrijgt dat er iets aan de hand is, probeer je het eerst met z’n allen recht te praten. Dat we allemaal wel eens wat vergeten. Dat werd uitvergroot.’
‘Op een gegeven moment kwam het hoge woord eruit: “Zo hoeft het niet meer! Ik wil niet dat het nog erger wordt dan nu.” Dat is natuurlijk een heftige beslissing. Niet alleen om te nemen, maar ook om te delen, zeker met m’n moeder. Hij vertelde het eerst tegen m’n zus Petra… Doordat zij hem steunde, durfde hij verder.’ ‘Ja, daar hebben we wel achter gestaan. Gelijk en voor 100 procent! We zijn ook hierin een hecht gezin gebleven, inclusief onze partners. Dat luchtte hem op. Wij realiseerden ons ook dat hij vaak Wim Jansen niet meer was en dat dat steeds erger zou worden. Dat was een nog veel erger scenario dan euthanasie…’
‘Later was het thuis écht niet meer te doen. En toen we uiteindelijk een plek hadden gevonden waar hij 24 uur per dag kon worden verzorgd, kwam ook de vraag of we wilden overstappen naar de huisarts van dat tehuis.’ ‘Onze wedervraag was natuurlijk hoe die huisarts tegenover euthanasie stond. Toen bleek dat hij daar ervaring mee had, wilden we graag in gesprek, zeker m’n vader. Aan het einde van dat gesprek zei die arts: “Ik ga u helpen!” Toen viel er een zak aardappels van z’n schouders, dat wil je niet weten.’
‘Daarop ontstond er bij m’n vader iets van: heb je morgen tijd? Maar de arts legde uit dat daar een zorgvuldige procedure onder ligt, die maanden kan duren: “Ik moet een band met je opbouwen, ik moet zeker weten dat dit je overtuiging is, dat het geen impuls is, dat je niet onder druk bent gezet, dat er geen financiële kwesties spelen.” En daarna moest er nog een onafhankelijke arts komen, die m’n vader helemaal niet kende. Dat uitstel was weer een klap voor m’n vader…’
‘Om zo’n beslissing te kunnen nemen, móet je wilsbekwaam zijn. Daar was m’n vader héél bang voor, zeker naar mate het langer duurde. En wij ook. Dat hij nét te laat zou zijn… Of dat hij zo’n onafhankelijke arts toch niet kon overtuigen omdat hij het op dát moment even niet op een rijtje had.’
‘Uiteindelijk heeft ook die onafhankelijke arts zijn vinkje gezet. Ja, dat is heel dubbel. Ik voelde toen wel iets van euforie, dat hij ook die finale had gewonnen, maar ja, plat gezegd, was wel de situatie: hij mag dood. Hij was zelf heel blij. Sterker nog, hij vroeg, letterlijk, weer of het dan de volgende dag kon.’
‘Maar ook daar gingen weer een paar dagen overheen. Dinsdag was de dag. Met de beste bedoelingen, maar m’n vader zag toen weer als een berg tegen dat weekend op. En maandagnacht heeft hij nog een slechte nacht gehad. Dat is nog altijd een bittere pil voor m’n moeder… Dat hij ook dát nog moest meemaken…’
‘Aan de andere kant waren dat ook dagen om afscheid te nemen. Van ons natuurlijk. Ja… Moeilijk… Dat is ook het leven. En we hebben soms ook nog wel gelachen. Toen m’n moeder op een van die laatste ochtenden vertelde dat Rinus Israel zou komen, zei hij: ‘Dan doe ik m’n scheenbeschermers om!’ Dat je in die fase nog zo kan denken, die associatie kan maken en nog kan lachen met z’n allen, dat was ook wel weer mooi!’ ‘Op een van de laatste dagen was Jan Boskamp er. Zij waren 60 jaar vrienden. Praten over voetbal, messcherp. Dus toen raakte Jan even verward. Hoe kan dat nou? Dan was hij weer wél Wim Jansen. Een uurtje…’
‘Wat het nog extra spannend maakte, is dat m’n vader ervan overtuigd was dat de arts toch nog van die euthanasie zou afzien als het van tevoren bekend zou worden. Later is die arts zelf nog gekomen om dat uit z’n hoofd te praten, maar we hebben het voor de zekerheid toch héél klein gehouden.
‘Ja… Dat moment… Als het echt gebeurt. Dat zijn beelden, die in je geheugen gegrift staan. Ja, hoe gaat dat? Je hebt gewoon nog een gesprek. Zo’n dag begint eigenlijk als die 50 dagen daarvoor. Toen kwam om 11 uur die arts, die dan nog een keer die vragen moest stellen.’
‘Hij kon kiezen: een injectie of een drankje. M’n vader koos voor een drankje. Dat moest hij dan uit een flesje gaan drinken. Maar ja, dat wilde hij natuurlijk wel goed doen. Dus oefenen. De instructie van de arts was: op de rand van je bed zitten, flesje leegdrinken en gaan liggen. Dat is ook een surrealistisch beeld natuurlijk, als je je vader dat ziet oefenen. Dat vergeet ik ook nooit meer… En toen hij het op die dinsdag echt moest doen, dééd hij het ook…’
‘Dat is ook de reden waarom ik dit vertel. Een signaal. Wij zijn als Nederland op dit gebied een van de meest liberale landen in de wereld, maar de weg is nog zó moeilijk. En lang! Het loopt nog steeds vaker verkeerd af dan goed!’ Ik heb laatst als vrijwilliger meegedaan aan een activiteit van de stichting Everyday People. Voor mensen met dementie. De jongste was 43 jaar. Al die voorbeelden van mensen die, plat gezegd, wegkwijnen. Dat moeten we als maatschappij toch niet willen voor mensen die dat zelf niet willen?!’
‘Ik heb nu zelf een wilsverklaring ingevuld bij de notaris. Dat hebben veel mensen om ons heen ook gegaan. Dat is zeker geen garantie voor het moment dat het zover is, maar je staat wel met 1-0 voor als die laatste fase eraan komt.’
Wim Jansen junior vertelt nu het verhaal over de laatste levensfase van zijn vader.
Omdat we er allemaal van kunnen leren…
‘Mijn ouders zijn 55 jaar samen geweest. Haar leven in het teken van dat van hem. Niet dat ze zich altijd schikte, zeker niet, maar als hij trainer werd in Japan, ging ze mee. En ze smeerde zijn boterhammen. Dus als ze er nu eentje voor zichzelf smeert… Snap je?’
‘Ik probeer in dat verdriet natuurlijk nog iets positiefs te vinden. Mijn moeder was in de laatste jaren nauwelijks meer in het buitenland geweest. Ze was bij mijn vader. Nu was ze bijvoorbeeld mee naar Celtic-Feyenoord. Drie geweldige dagen. Niet alleen de ontvangst door Celtic, maar ook in de groep mensen met wie we daar waren. Toen zei ze op de terugweg: “Als we een beetje gunstig loten, ga ik graag weer mee. Dat vind ik dan zó mooi…’
‘Mijn vader was een eigenwijze man. Johan Cruyff had de naam dat hij altijd alles beter wist, maar mijn vader heeft in Canada, op een plek waar hij nog nooit was geweest, ook wel eens een kapitein uitgelegd dat hij beter naar links had kunnen varen om walvissen te spotten in plaats van naar rechts. Terwijl die man dat daar al 25 jaar zo deed, hahaha. Schitterend!’
‘Mensen hebben meestal best goed in de gaten als er iets in hun lichaam niet in orde is. Dat had m’n vader ook. Die kon dan gewoon zeggen: “Maar ik heb natuurlijk die dementie.” Terwijl een geriatrisch arts net nog min of meer het tegendeel had bewezen. Maar hij hield het stug vol. En toen er máánden later Alzheimer werd geconstateerd, had hij iets van ja, dat zei ik toch…’
‘Ik ben Wim Jansen niet meer’
‘Toen ging hij nog gewoon elke veertien dagen naar De Kuip. Het werd een steeds grotere opgave om te gaan, maar als hij er eenmaal was, in z’n comfortzone, en als je hem dan sprak, dan was hij messcherp.. Zelfs in de laatste fase konden sommige mensen niet geloven wat er aan de hand was. Daar laadde hij zich dan helemaal voor op, bleek later.’‘Maar hij zei ook: “Ik ben Wim Jansen niet meer.” Dat heeft hij vaak herhaald. “Het zit niet goed in die knikker van me!” Dat besefte hij heel goed. Ja, dat was confronterend. En hij werd er bang van. Zo van: ik sta nu hier, maar ik weet waar ik naar op weg ben en straks weet ik niet meer hoe m’n kinderen heten.’ Daar kon hij niet mee dealen…’
‘Die angst breidde zich uit naar dagelijkse dingen. Hoe moet het nou als de dokter niet kan parkeren als ze visite komt rijden? Valt ons balkon naar beneden als de glazenwasser erop stapt? Die dingen… Ik vertel het nu in tien seconden, maar dat waren processen van maanden. Wat we ook deden, dat soort dingen konden we niet meer uit z’n hoofd praten.’
‘Dat werkte zelfs in het voetbal door. Kökcü ging een penalty nemen bij NEC-Feyenoord. We hebben er samen duizenden gezien. Maar ik zag ‘m voor het eerst in m’n leven met z’n rug naar de TV gaan zitten. Hij zou ‘m toch niet maken… En toen hij ‘m wél maakte, was dat nog steeds geen opluchting… Dat vond ik zó zielig…’
‘Ja, dat klopt, hij heeft zijn leven lang juist oplossingen gevonden. Maar toch ook altijd wel die beer op de weg gezien. In de trant van als dat maar goed gaat. Altijd bezig met scenario’s. Dus zo bijzonder klonk die angst in het begin niet. En als je doorkrijgt dat er iets aan de hand is, probeer je het eerst met z’n allen recht te praten. Dat we allemaal wel eens wat vergeten. Dat werd uitvergroot.’
‘Zo hoeft het niet meer! Ik wil niet dat het nog erger wordt dan nu’
‘Euthanasie plegen is in Nederland best moeilijk. Onze huisarts wilde daar niet aan meewerken. Dat was allemaal ingewikkeld. Zo van: als ik niet goed doe, krijg ik een proces aan m’n broek. Dat vind ik echt bizar. Dat je arts bent, maar je eigen angst of geloofsovertuiging belangrijker vindt dan de laatste wens van je patiënt. Ze kon ons nog wel naar een levenseindekliniek verwijzen, maar daar was een wachtlijst van twee jaar…’ ‘Nou zag m’n vader het, logisch, al niet van de zonnige kant, maar als je in zo’n situatie zo’n boodschap krijgt… Dat kan toch eigenlijk niet…’‘Op een gegeven moment kwam het hoge woord eruit: “Zo hoeft het niet meer! Ik wil niet dat het nog erger wordt dan nu.” Dat is natuurlijk een heftige beslissing. Niet alleen om te nemen, maar ook om te delen, zeker met m’n moeder. Hij vertelde het eerst tegen m’n zus Petra… Doordat zij hem steunde, durfde hij verder.’ ‘Ja, daar hebben we wel achter gestaan. Gelijk en voor 100 procent! We zijn ook hierin een hecht gezin gebleven, inclusief onze partners. Dat luchtte hem op. Wij realiseerden ons ook dat hij vaak Wim Jansen niet meer was en dat dat steeds erger zou worden. Dat was een nog veel erger scenario dan euthanasie…’
‘Later was het thuis écht niet meer te doen. En toen we uiteindelijk een plek hadden gevonden waar hij 24 uur per dag kon worden verzorgd, kwam ook de vraag of we wilden overstappen naar de huisarts van dat tehuis.’ ‘Onze wedervraag was natuurlijk hoe die huisarts tegenover euthanasie stond. Toen bleek dat hij daar ervaring mee had, wilden we graag in gesprek, zeker m’n vader. Aan het einde van dat gesprek zei die arts: “Ik ga u helpen!” Toen viel er een zak aardappels van z’n schouders, dat wil je niet weten.’
‘Daarop ontstond er bij m’n vader iets van: heb je morgen tijd? Maar de arts legde uit dat daar een zorgvuldige procedure onder ligt, die maanden kan duren: “Ik moet een band met je opbouwen, ik moet zeker weten dat dit je overtuiging is, dat het geen impuls is, dat je niet onder druk bent gezet, dat er geen financiële kwesties spelen.” En daarna moest er nog een onafhankelijke arts komen, die m’n vader helemaal niet kende. Dat uitstel was weer een klap voor m’n vader…’
‘Om zo’n beslissing te kunnen nemen, móet je wilsbekwaam zijn. Daar was m’n vader héél bang voor, zeker naar mate het langer duurde. En wij ook. Dat hij nét te laat zou zijn… Of dat hij zo’n onafhankelijke arts toch niet kon overtuigen omdat hij het op dát moment even niet op een rijtje had.’
‘Hij kon kiezen: een injectie of een drankje’
‘Toen heeft m’n vader dat helemaal uitgeschreven. Surrealistisch was dat. Dan zie je je vader dingen schrijven die je eigenlijk niet wilt zien, maar je hoopt tegelijkertijd dat het hem lukt. En hij legde het aan ons allemaal voor. De huisarts zei dat wel mooi: ‘Je gaat weer een finale spelen.” Hij voelde heel goed dat hij moest presteren. En hoe vaker hij maar de bevestiging kreeg dat het goed was, hoe meer hij in dat document ging geloven.’‘Uiteindelijk heeft ook die onafhankelijke arts zijn vinkje gezet. Ja, dat is heel dubbel. Ik voelde toen wel iets van euforie, dat hij ook die finale had gewonnen, maar ja, plat gezegd, was wel de situatie: hij mag dood. Hij was zelf heel blij. Sterker nog, hij vroeg, letterlijk, weer of het dan de volgende dag kon.’
‘Maar ook daar gingen weer een paar dagen overheen. Dinsdag was de dag. Met de beste bedoelingen, maar m’n vader zag toen weer als een berg tegen dat weekend op. En maandagnacht heeft hij nog een slechte nacht gehad. Dat is nog altijd een bittere pil voor m’n moeder… Dat hij ook dát nog moest meemaken…’
‘Aan de andere kant waren dat ook dagen om afscheid te nemen. Van ons natuurlijk. Ja… Moeilijk… Dat is ook het leven. En we hebben soms ook nog wel gelachen. Toen m’n moeder op een van die laatste ochtenden vertelde dat Rinus Israel zou komen, zei hij: ‘Dan doe ik m’n scheenbeschermers om!’ Dat je in die fase nog zo kan denken, die associatie kan maken en nog kan lachen met z’n allen, dat was ook wel weer mooi!’ ‘Op een van de laatste dagen was Jan Boskamp er. Zij waren 60 jaar vrienden. Praten over voetbal, messcherp. Dus toen raakte Jan even verward. Hoe kan dat nou? Dan was hij weer wél Wim Jansen. Een uurtje…’
‘Wat het nog extra spannend maakte, is dat m’n vader ervan overtuigd was dat de arts toch nog van die euthanasie zou afzien als het van tevoren bekend zou worden. Later is die arts zelf nog gekomen om dat uit z’n hoofd te praten, maar we hebben het voor de zekerheid toch héél klein gehouden.
‘Komt Rinus afscheid nemen? Dan doe ik m’n scheenbeschermers aan!’
‘Van m’n vader mocht ik bij Feyenoord alleen Joris van Benthem informeren, omdat hij de ervaring had dat Joris altijd geheim houdt wat geheim moet blijven. Joris stelde weer een team samen waarmee we de hele uitvaart hebben geregeld: Michèl van Ooijen, Barry Hotting en Sabine Koogje. Die zijn we eeuwig dankbaar. Niets was te veel. Tot op de dag van vandaag. Mijn moeder heeft nog altijd de twee seizoenkaarten. Feyenoord heeft zich daarin echt van z’n allerbeste kant laten zien.‘Ja… Dat moment… Als het echt gebeurt. Dat zijn beelden, die in je geheugen gegrift staan. Ja, hoe gaat dat? Je hebt gewoon nog een gesprek. Zo’n dag begint eigenlijk als die 50 dagen daarvoor. Toen kwam om 11 uur die arts, die dan nog een keer die vragen moest stellen.’
‘Hij kon kiezen: een injectie of een drankje. M’n vader koos voor een drankje. Dat moest hij dan uit een flesje gaan drinken. Maar ja, dat wilde hij natuurlijk wel goed doen. Dus oefenen. De instructie van de arts was: op de rand van je bed zitten, flesje leegdrinken en gaan liggen. Dat is ook een surrealistisch beeld natuurlijk, als je je vader dat ziet oefenen. Dat vergeet ik ook nooit meer… En toen hij het op die dinsdag echt moest doen, dééd hij het ook…’
‘De weg naar euthanasie is nog zó moeilijk en lang’
‘Nee, in dat hele proces heeft geen enkele rol gespeeld dat hij bekend was, dat we mensen kennen of dat we financieel een beetje uit de voeten kunnen. Je moet echt het hele proces door. En het had inderdaad zomaar gekund dat hij te laat was geweest. Nadat bekend werd hoe het bij m’n vader was gebeurd, heb ik zó veel verhalen gehoord over mensen die wel te laat waren, dat hun dierbaren dingen mee moesten maken die ze nóóit hadden gewild. Omdat het traject te ingewikkeld was of ze door de lange duur al wilsonbekwaam waren toen ze hadden willen beslissen.’‘Dat is ook de reden waarom ik dit vertel. Een signaal. Wij zijn als Nederland op dit gebied een van de meest liberale landen in de wereld, maar de weg is nog zó moeilijk. En lang! Het loopt nog steeds vaker verkeerd af dan goed!’ Ik heb laatst als vrijwilliger meegedaan aan een activiteit van de stichting Everyday People. Voor mensen met dementie. De jongste was 43 jaar. Al die voorbeelden van mensen die, plat gezegd, wegkwijnen. Dat moeten we als maatschappij toch niet willen voor mensen die dat zelf niet willen?!’
‘Ik heb nu zelf een wilsverklaring ingevuld bij de notaris. Dat hebben veel mensen om ons heen ook gegaan. Dat is zeker geen garantie voor het moment dat het zover is, maar je staat wel met 1-0 voor als die laatste fase eraan komt.’
Tekst: Frank Vijg
Fotografie: Vincent van Dordrecht